Visserslatijn - Martin Putters
|
|
[Other titles in Dutch] [All other titles]
De zon stak zijn blozende kop voorzichtig boven de bedauwde dijk.
Minutenlang had hij zijn komst aangekondigd door de lucht boven de dijk
sereen te belichten en nu wierp hij zijn stralen vrijelijk over het
water. De fijne rimpeling van het oppervlak verstrooide het licht en
zorgde, geholpen door een lichte ochtendnevel, voor een sprookjesachtig
decor. Een vaag silhouet op een houten paal van een omheining onthulde
aanhoudend en zonder schroom zijn identiteit als koekoek. Het zachte
gekabbel van het koele water tegen de boot had een licht hypnotiserende
werking en Gerben vroeg zich wiegend af waarom niet iedere dag als deze
kon beginnen. Hij keek naar zijn kompaan, die zich met gesloten ogen
overgaf aan het zachte deinen van de kleine houten roeiboot, en was er
niet zeker van of hij ook bevangen was door de magie van het moment of
louter door slaap. Als poten van een dikrompig insect staken aan beide
zijden van hun vaartuig hengels de lucht in met aan de uiteinden nylon
snoer dat nu door het ochtendlicht helderwit oplichtte. Het laatste uur
had het snoer onbeweeglijk gehangen en had het niet één keer de punt van
een hengel doen buigen volgend op het plotseling met een ruk in de
diepte verdwijnen van een dobber. Gerben wist dat de beste tijd om te
vissen voorbij was maar kon zich er niet toe zetten dit korte moment van
volmaakte rust en harmonie te ontheiligen door Berend aan te stoten en
hun hengels binnen te halen. Hij sloot zijn ogen en liet zich ook
wegzakken in een lichte gelukzalige sluimering. De eerste haast
maagdelijke zonnestralen verdreven de ochtendkou en verwarmde zijn
gezicht en handen die losjes op een hengel rustten. Dit was het moment
waar het om ging; de volledige ontspanning en het haast één voelen met
de natuur; voor hem de climax van een nacht vissen en, ofschoon ze daar
nog nooit met zoveel woorden over gesproken hadden, twijfelde hij er
niet aan dat voor zijn buurman hetzelfde gold. Zo vaak ze konden, in de
praktijk niet meer dan één keer per maand, brachten ze samen een nachtje
door op het water. Door hun vrouwen hoofdschuddend maar met vertedering
nagekeken verlieten zij dan aan het einde van de avond hun huizen en
begaven zich naar het kleine vissershaventje aan de plas waar hun boot
op hen lag te wachten. En laten we eerlijk zijn; het ging natuurlijk
niet om het vissen; het ging natuurlijk niet om die oprisping van
mannelijkheid, het oergevoel van de jacht. Het ging om kameraadschap.
Nadat ze naar hun favoriete stekkie geroeid waren, ze hun hengels
opgetuigd hadden en hun dobbers uitgeworpen, nadat ze zich eens goed
hadden geïnstalleerd begon voor hen de nacht.
|
Het eerste uur vloog voorbij met vrolijk gekeuvel over alledaagse zaken:
het werk, belevenissen van de kinderen, voetbal. Maar naarmate meer
vogels in het struweel langs het water en het populierenbos hun getjilp,
geroep en gesnater staakten en zij in hun boot steeds meer omgeven en
geïsoleerd raakten door de duisternis werd de toon zwaarder. Hun
frustraties in het leven, angsten en idealen; problemen op het werk of
bij de opvoeding van de kinderen; de lijdensweg bij het ziekbed van één
van de ouders, financiële problemen of gewoon filosofische ingevingen
die een oprechte discussie behoefden, alles kwam aan bod of kon ter
sprake komen en het spreken van de één werd aangemoedigd door het
luisterend oor van de ander. Totdat zij een droge mond kregen van het
praten en het besprokene rustig voor zichzelf wilden herkauwen. Dan kwam
de thermoskan met koffie tevoorschijn, als het guur weer was voorzien
van een scheut whisky uit de fles die zo mooi in de vismand paste, en
verzonken de beide mannen in een stilzwijgen dat urenlang kon duren,
slechts onderbroken door het zo nu en dan slaken van kreten die horen
bij het vissersmetier. In het holst van de nacht, als de kou door hun
wollen kleding heen drong en zich nestelde in hun botten, en de
opkomende slaap dit proces nog eens versterkte fluisterden ze wat tegen
elkaar om de slaap te bestrijden. Net zolang totdat de dageraad begon te
gloren in het oosten en de wereld onvermijdelijk opnieuw gevangen werd
in het licht van een nieuwe dag. Dan borgen de mannen hun uitrusting op
en togen moe maar opmerkelijk voldaan weer naar hun naast elkaar gelegen
huizen waar zij geruisloos in het warme bed schoven om hun vrouwen af te
lossen.
Opgeschrikt door twee wilde eenden, die blijkbaar hun schuilplaats
tussen het riet hadden verlaten en nu luid snaterend al fladderend en
trappelend het zilveren wateroppervlak over renden, openden de twee
mannen hun ogen, keken elkaar aan en begonnen zonder te spreken hun
hengsels binnen te halen. Berend gaapte hartstochtelijk, de tranen
liepen over zijn wangen, en zei: "Ik wou dat ik er in lag." Gerben
mompelde instemmend, haast onverstaanbaar doordat hij was aangestoken
door het gapen van zijn vriend: "Anders ik wel, maar als je éénmaal in
het zonnetje zit met je ogen dicht dan heb je nergens meer zin in en ben
je niet meer vooruit te branden." Gerben schoof de hengels onder de
banken, plaatste zijn vismand in de punt van de boot en begon te roeien,
nadat hij de ogen van de peddels in de pennen gehaakt had. Berend was
nog bezig met het leegschudden van de inhoud van het leefnet in het
water. "Wel wat magertjes, de oogst van deze nacht, vijftien voorntjes
en een brasem, ik denk dat we vannacht wat te veel geouwehoerd hebben."
Gerben knikte en keek over zijn schouder om te zien of hij de juiste
koers nog volgde, terug naar het haventje. Hij maakte drie corrigerende
slagen aan de rechterzijde en vroeg: "Zullen we de volgende keer weer
eens op paling gaan vissen?" Normaal gesproken werd de vangst altijd
weer teruggezet in het water, maar met palingen mochten ze thuis komen.
Als de hoeveelheid groot genoeg was werd een feestmaal aangelegd waar
beide families gezamenlijk van smulden.
|
Berend bromde iets vaags en Gerben moest glimlachen. Hij was de betere palingvisser en dat wilde
Berend niet weten. Hij was nogal op zijn ego gesteld en wilde graag
situaties vermijden waarin hij, in zijn ogen, minder zou kunnen
presteren dan zijn vriend. Hoewel Gerben niets van dit soort gevoelens
begreep en zij vrijwel alles met elkaar bespraken, waakte hij er wel
voor om er over te beginnen, omdat hij instinctief aanvoelde dat zo'n
gesprek onaangenaam zou kunnen verlopen. En daarbij, er zou aan hem
vermoedelijk ook wel iets mankeren. Met een paar geroutineerde slagen
manoeuvreerde hij de boot naar de versleten houten aanlegsteiger en stak
beide roeispanen diep in het water om het voertuig af te remmen. Berend
stond al in de houding om uit de boot te springen en hem met een
hangslot aan een stalen ketting vast te leggen. Zwijgend laden ze hun
spullen uit en stapten door het natte gras naar het zandweggetje waar de
wagen van Berend geparkeerd stond. "Vanavond wordt het weer laat," zei
Gerben, "mijn zwager, je weet wel Henk van Annette, wordt vijftig en hij
geeft een etentje in 'Het Veerhuis'." "Met de hele familie," vroeg
Berend en fronste zijn wenkbrauwen. "Dat zijn er nogal wat," zei hij
toen Gerben bevestigend knikte. "Vierentwintig om precies te zijn, als
ze tenminste allemaal komen. En die clan van de kant van zijn vrouw
kennende zal het wel nachtwerk worden." Berend grinnikte. "Ja, al moeten
ze naar huis kruipen." Berend draaide de oprit van zijn huis op, stapte
uit de stationcar en opende de kofferbak. Gerben sloeg zijn maat op de
schouders, wenste hem welterusten, pakte zijn visuitrusting uit de
kofferbak en wandelde fluitend naar huis. In de verte sloeg de kerkklok
zeven uur.
Het was zes uur. Gerben had tot half twaalf geslapen, maar was toen uit
bed gedreven door de warmte en het aanhoudende rumoer afkomstig uit de
achtertuin. Michel, zijn zoontje van negen jaar had zijn gereedschap
ontdekt en blijkbaar besloten om timmerman te worden. Het gazon lag
bezaaid met uit de garage gesleepte stukken hout, en er werd druk
gezaagd, getimmerd en "shit" geroepen. Hier was een vader nodig, dus
geduldig had hij de toepassingsmogelijkheden van de diverse
gereedschappen uitgelegd en alles uitvoerig voorgedaan. De interesse van
Michel bleek echter plotseling over te zijn en gedwee had Gerben alle
materialen maar weer opgeruimd, terwijl zoonlief zijn kunsten met een
voetbal begon te vertonen en waarschijnlijk alweer droomde van een
grootse toekomst in deze edele sport.
De rest van de middag had hij zich knap onttrokken aan zijn zaterdagse
taken. Met een dikke krant onder zijn arm was hij heimelijk naar zolder
geslopen en had die, temidden van kampeerspullen, oud speelgoed,
afgedankte elektronica en eindeloze stapels kleding, uitvoerig gelezen.
Daarna had hij, de groots opgezette zoektocht naar hem die blijkbaar op
de benedenverdiepingen op touw was gezet negerend, uit het zolderraam
staan staren, al dromend en prakkiserend, alvorens zich onbekommerd
achterover te laten vallen in de oude kleding die daar tot in de
eeuwigheid opgeslagen zou liggen, en weg te zakken in een aangenaam
middagdutje waaruit hij pas om halfvijf zou ontwaken. Vervolgens had hij
geprobeerd zo nonchalant mogelijk weer in te voegen in het dagelijks
leven, een poging die echter zonder succes afgesloten werd en hem kwam
te staan op een dodelijke blik van zijn vrouw, en een afranseling van
zijn zoon en dochter Frederique van 11 jaar, die honend vaststelden dat
papa een watje was en zij de wereldkampioenen. En nu was het dus zes
uur.
Mireille, zijn vrouw kwam haastig de tuin in gelopen. "Ziezo, de
kinderen zijn onder de pannen, dat wordt morgen een heerlijk ochtendje."
"Nou, dat zal bij mijn zus dan wel anders zijn," gnuifde Gerben, "die
zal morgenmiddag wel blij zijn dat ze weer van die druktemakers af is."
"Nou, ik geloof dat ze er nogal zin in had. Als ze al die video's nog
moeten kijken die ze voor die jongens gehuurd heeft dan wordt het bij
hen later dan bij ons... Tenzij ze werkelijk al die chips opeten die ze
in huis heeft gehaald, want dan zijn ze om acht uur vanavond al ziek."
Gerben lachte. Zijn zus was nogal gek met zijn kinderen, een gevolg van
een handvol mislukte relaties en een drukke baan. Ze was nooit zelf aan
kinderen toegekomen, en nu zag ze zichzelf als een soort pseudo-moeder
voor Michel en Frederique. Dat ging zelfs zo ver dat ze een aanbieding
om te komen werken voor een groot bedrijf aan de andere kant van het
land had afgewezen omdat ze anders te ver van hen vandaan woonde.
Buiten sloeg een portier. Nog meer familie. Peter, de tweede broer van
Mireille, stapte door de poort de tuin in, gevolgd door zijn vriendin
Yvonne. "Zo luitjes, zijn jullie er klaar voor?" riep hij vrolijk met
zijn 'Ron Brandstederstem.' Ik heb de hele dag geen tijd gehad om te
eten, dus ik lust wel wat." Hij plofte in één van de twee leren
fauteuilles en ging irritant met zijn vingers op de leuning zitten
trommelen. Gerben strikte snel de veters, stond op en pakte zijn
colbertje aan dat Mireille voor hem gepakt heeft. "Nou, laten we dan
maar gaan jongens. Ik ben blij dat jij rijdt Yvonne, dan zullen wij is
eens lekker doorzakken op kosten van Henkie." Het viertal verliet het
huis, propte zich in de kleine four-wheel-drive van Yvonne. 'Het
Veerhuis' was een aardig restaurant aan de andere kant van de kleine
provinciestad waarin ze woonden. Klein, intiem, sfeervol ingericht en
vooral met een betere keuken dan je in eerste instantie bij zo'n
gelegenheid zou verwachten.
|
Zij arriveerden als laatste, de overige genodigden zaten aan een
aperitief en waren reeds luidkeels met elkaar in gesprek. Mireilles
familie ten voeten uit; gezelligheidsdieren pur sang, als eerste binnen
en als laatste weg en de familie van Henk's vrouw Anette was nog een
graadje erger. Gerben feliciteerde uitgebreid zijn zwager compleet met
schouderklopjes en vriendschappelijke draai om de oren en ging toen de
rest van het gezelschap af alvorens neer te strijken op de laatst
overgebleven stoel waar reeds een flinke bel cognac op hem stond te
wachten. Wat een attente familie!
Gerben fronste zijn voorhoofd. Het was inmiddels anderhalf uur later en
de eerste twee gerechten - garnalencocktail en soep - waren met
enthousiasme ontvangen en verorberd. De stemming zat er goed in en
niemand scheen echt te zitten wachten op het volgende gerecht.
Lachsalvo's golfden van links naar rechts en twee ijverige obers, strak
in het pak, attent en met versteende glimlach rond de lippen, renden af
en aan met dienbladen vol glazen.
"Wanneer zullen wij het cadeau geven? Het lijkt mij nu wel een geschikt
moment." Cor, de oudste broer van Mireille stond naast hem, voorover
gebogen en keek hem vragend aan. Gerben sloeg met een vlakke hand tegen
zijn voorhoofd: "Shit…, helemaal vergeten!" De hele familie had geld
uitgelegd voor een cadeau voor Henk. Henk was ook een sportvisser, maar
hij ging - naar eigen zeggen - voor het echte werk: zeevissen. Minimaal
één keer in de maand werd met een paar collega-vissers een boot gehuurd
en trok men de zee op. Gerben en Berend waren ook een keer mee geweest,
maar aangezien ze bijna de gehele dag ziek over de reling hadden
gehangen hadden ze - bij terugkomst in de haven, groen van ellende -
besloten het voortaan bij hun eigen bootje te houden.
Speciaal voor deze gelegenheid had de familie voor Henk een complete
nieuwe hengel gekocht met alle toeters en bellen die erbij horen. Een
prachtig cadeau wat op dit moment onder het bed van Gerben lag.
"Nou ja, er zal niets anders opzitten dan dat ik even snel op en neer
rijd om het te gaan halen," zei Gerben terwijl hij zijn stoel
achterwaarts schoof en opstond. "In een kwartiertje ben ik heen en
terug. "Ik rij wel even mee," zei Cor, "Jij hebt trouwens niet eens zelf
een wagen bij je."
Zonder iemand te informeren schoten ze naar buiten en stapten in de
auto. Precies 6 minuten later draaide de auto de oprit op bij het huis
van Gerben. Deze haastte zich naar binnen, Cor in de auto achterlatend.
Op de slaapkamer gekomen graaide hij op de tast naar het pakket onder
het bed. Het was inmiddels gaan schemeren en hij had niet de moeite
genomen het licht aan te doen. Hij stond weer op het punt de trap af te
rennen toen de telefoon ging. Hij vloekte binnensmonds, twijfelde even,
maar liep toen toch terug de slaapkamer in om de telefoon te
beantwoorden. "Met Gerben," baste hij iets agressiever in de hoorn dan
de bedoeling was. Stilte aan de andere kant. Hij hoorde nog net de
geluiden van een schetterende televisie op de achtergrond voordat de
verbinding werd verbroken.
|
Gerben keek Cor aan. "Er werd net gebeld, en toen ik mijn naam gezegd
had werd de verbinding verbroken." Hij had de - in feestelijk papier
verpakte - hengel op de achterbank geschoven en stond nu voor het
geopende portierraam naast de wagen. "Zeker iemand die het verkeerde
nummer gedraaid heeft en niet genoeg fatsoen heeft om 'sorry' te
zeggen," bromde Cor achteloos, terwijl hij de sleutel in het contact
omdraaide. "Ik weet het niet," zei Gerben langzaam, "Ik heb een vreemd
voorgevoel, je hoort wel vaker verhalen dat inbrekers eerst opbellen om
te controleren of er niemand thuis is. En er is de laatste tijd al vaker
ingebroken in de buurt."
"Wat wil je doen dan, je kunt moeilijk thuis blijven." Cor schudde zijn
hoofd, en aan zijn gezicht viel af te lezen dat hij het ver gezocht
vond, dat voorgevoel van zijn zwager.
Gerben krabde in zijn nek. "Ik kan natuurlijk aan Berend vragen - je
weet wel, mijn buurman - of hij een oogje in het zeil wil houden. Maar
ja, ik kan moeilijk van hem verlangen dat hij het huis in de gaten houdt
totdat wij weer terug zijn. We zijn vannacht wezen vissen, dus het zal
daar geen nachtwerk worden."
"Weet je wat, rij jij maar alleen terug. Ik wacht hier een half uurtje
en kijk het even aan. Ik kom straks wel na met onze eigen wagen." Cor
kende zijn zwager goed genoeg om te weten dat tegenwerpingen vruchteloos
zouden zijn. Hij groette kort, ontstak de lichten van de auto, reed
achterwaarts de oprit af en voorwaarts de straat uit. Gerben liep terug
het huis in, sloot de deur en voor hij zich goed en wel in een fauteuil
kon laten zakken ging de telefoon opnieuw.
Hij nam niet op. De telefoon ging negen keer over en werd abrupt
gesmoord in de tiende rinkeling. De stilte nam opnieuw bezit van het
huis en achter in de tuin besloot een fotocel dat het donker genoeg was
om het aanschakelen van de tuinlantaarn te verantwoorden. Gerben was
opgewonden. Hij voelde dat hij het bij het rechte eind had en dat zijn
huis vanavond ongewenste bezoekers zou krijgen. Vreemd, er was nog niets
gebeurd en zijn hart klopte reeds in zijn keel. Stel dat het inderdaad
zo zou zijn, dat er dadelijk inderdaad iemand binnen zou stappen, wat
zou hij dan moeten doen? De politie bellen: 1-1-2, oké, maar dan. Hij
zou eigenlijk een stuk hout moeten hebben om zich te verdedigen, of een
ijzeren staaf. Misschien een mes uit de keuken… Hij zag zich nog niet
iemand steken. Zou hij niet beter naar boven kunnen gaan, en bij het
trapgat wachten of hij iets hoorde en dan vanuit de slaapkamer de
politie bellen? En dan maar hopen dat die snel zou komen.
Zenuwachtig gleed zijn rechterhand door zijn nek, krabde door zijn haren
en kneep in zijn kin. Of misschien kon hij…
Vanuit de hal klonk een zacht gerucht. Via de keuken, waar de deur open
stond hoorde hij gemorrel aan de voordeur. Wie het ook waren, ze lieten
er geen gras over groeien. Even zat hij versteend in zijn stoel, toen
keek hij verwilderd om zich heen. Hij moest iets hebben om zich te
kunnen verdedigen. Een fles, een fles… Hij vloog overeind, schoot naar
de buffetkast waar de voorraad sterke drank stond en graaide naar een
fles. Meer tijd om iets voor te bereiden of te overdenken was hem niet
gegeven. Vanuit de hal klonk het geklik van het slot en het geruis van
een open zwaaiende deur. Gerben trok zich terug achter de grote kast
waaruit hij zijn geïmproviseerde slagwapen had gegrepen en hield zijn
adem in. Zijn hand gleed achter de kast en vond het elektriciteitssnoer
van de schemerlamp die er bovenop stond. Op de tast zocht hij de
schakelaar. Zijn hart klopte in zijn keel en angstzweet parelde op zijn
voorhoofd.
Langzaam ging de deur van de kamer open. Een donkere gestalte gevangen
in de sponning ademde zwaar, wachtte even en stapte toen over de
drempel. Gerben voelde hoe zijn duim tergend langzaam over het
kunststof huis van de schakelaar gleed en toen het knopje omklikte. Met
iedere spiervezel gespannen - als een kat die op het punt staat een
argeloze mus te verschalken - keek hij in het gelaat van de ongewenste
gast: Berend, aan de grond genageld, met wijd open gesperde ogen, op
zijn hoofd de donkerblauwe muts die hij altijd droeg als ze samen gingen
vissen.
.
Martin J. Putters
Thorbeckeplein 13
5252 AA VLIJMEN
The Netherlands
email: imp@wxs.nl
Another short story by Martin Putters on this site.
© april 1998 M.J. Putters
Notice © 1998 IP and the author
Page up
[Intercultural Platform] [Introduction] [Literature] [Gallery] [E-mail]
|